‘blog van Brambonius’

november 10, 2007

Babylon I: de prins op het witte paard

Filed under: postmoderniteit, verhalen — Tags: , , , , — brambonius @ 6:14 pm

Er was eens, niet echt lang geleden en ook niet in een ver land een prins, gezeten op een wit paard, die door een onwaarschijnlijk kosmisch ongeluk niet in de sprookjeswereld maar in onze wereld terechtgekomen was.

Hij was zich het eerst bewust van zijn plotse bestaan als prins op een wit paard ergens in een koud en kaal winterbos, al leek het voor hem meer op een soort onverzorgd park dan op een echt natuurlijk bos. afgaande op een vreemd geluid kwam hij na 200 meter al een weg tegen die met steentjes en bitumen verhard was, wat hij een vreemd gebruik vond. Daar zag hij opeens, te verbaasd om te kunnen reageren, een vreemdsoortige kar zonder rijdier tegen een duizelingwekkende snelheid voorbijrazen, maar hij kon nog net zien dat er mensen inzaten. Een minuut later werd hij bijna van zijn sokken gereden door nog één van die vreemde voertuigen, maar wist toch geen beter idee dan de weg volgen.

De weg kwam uit op een nog grotere weg uit een soort steen, maar hij zag niet veel mensen daar, alleen was de weg aan beide kanten omgeven door grote vreemde huizen die beschermd werden door metalen hekken en andere constructies, en soms ook gigantische honden. Omdat deze omgeving hem niet vriendelijk leek, ging hij dus maar verder en uiteindelijk kwam hij aan bij de stad zelf. 

Wat hij daar zag kon hij niet geloven. enorme monsterlijke stenen constructies, vreemde magische lichten overal, en obsceen veel gigantische rijen van ‘auto’s’ in alle vormen en maten, die als mieren in een mierenhoop bewogen in een voor hem onontwarbare orde, zonder einde. en dan waren en aan de rand van de wegen nog mensen, veel mensen, van allerlei rassen, die hem straal leken te negeren of vanuit hun ooghoeken hem aanstaarden.

Ondertussen was het wel al avond geworden en de prins kreeg, zoals elke mens na zo’n dachtocht te paad, honger. Zijn pogingen om eten te kopen bij de inwoners van de stad hadden geen succes, want hij had geen bruikbaar geld, en geen ‘bankkaart’ en niemand wilde zijn goudstukken aannemen als betaling. Hij wist niet waar hij moest slapen, en begreep nog steeds niets van de wereld waar hij zich in bevond… De mensen waar hij iets aan vroeg bekeken hem als een buitenstaander, en hadden niet de neiging om hem als prins eer te bewijzen, of zelfs maar aandacht aan hem te schenken. Toen het donker werd, en hij echt wel honger had, besloot hij toch maar om iemand aan te spreken.

Hij probeerde dan maar bij een jonkvrouw die er heel vreemd uitzag, want ondanks de winterkoude had ze blote benen, en ze had veel verf op haar gezicht, wat hij niet speciaal mooi vond. “Ben jij nu eindelijk de prins op het witte paard?” vroeg ze hem met een vreemd lachje, en hij dacht dat eindelijk iemand doorhad wie hij was. “Jazeker jonkvrouw” zei hij, “En ik ben op zoek naar eten en onderdak voor de nacht voor mij en mijn paard”. Ze keek verbaasd maar zei hem om zijn paard in een parkje achter te laten, en bood hem gretig aan om bij hem te blijven vannacht, en mee te gaan feesten.

Het eten was niet bepaald wat een prins gewend was, maar gastvrijheid afwijzen is niet iets wat een prins doet, dus hij at mee van de opgewarmde diepvriespizzas, en dronk mee van de vreemde drank die zij ‘cola’ noemde, en bedankte na het maal de jonkvrouw voor het eetmaal. Daarna nam ze hem mee naar het eerder genoemde feest in één van de vreemde voertuigen zonder rijdier.

Vreemd dat een feest zo laat moest zijn, want tegen die tijd was het al voorbij middernacht, maar de prins was al lang zover dat hij nergens meer van opkeek. Hij was ook blij dat zij wel een paar goudstukken -waar ze heel vreemd naar keek- wilde omwisselen voor een paar blauwe biljetjes van het vreemde geld dat ze in de stad gebruikten. Aangekomen in de zogeheten ‘club’ wist hij helemaal niet wat denken. Blijkbaar was het een soort van dansfeest, maar de zaal was veel te klein voor het aantal mensen, en de muziek was veel te hard en te agressief. Waar kwam die muziek eigenlijk vandaan? Hij zag geen orkest, en kon de instrumenten ook niet thuisbrengen, maar ze maakten wel heel veel lawaai. Ook gedroegen de knapen en jonkvrouwen zich daar schaamteloos en deden ze dingen die geen fatsoenlijk mens zou doen. Dus ging hij maar eens kijken wat ze in de bar hadden. Het meisje dat dacht om te kunnen stoeffen en indruk maken op haar vriendinnen met haar laatste verovering de ‘prins’ -wie die idioot in werkelijkheid ook was-, zag dat hij niet aan het dansen was en maar traag van een glas wijn nipte, dus ze gaf hem een pil ‘om beter te kunnen dansen’, en bestelde nog een ‘coctail’ voor hem.

De wereld werd een roes, en hij begreep de dans. Als een zuigende stammendans bij een wilde stam, als een orgie ter ere van Bacchus ging hij op in de werveling van indrukken, in een overrompeling van lust deed hij mee met alles. Verdoofd ging hij mee naar huis met het meisje, maar hij was toen al te veraf om daar iets van te kunnen herinneren.
  
’s morgends stond hij daar alleen, verbouwereerd buitengegooid door een meisje dat niet langer dan één nacht interesse had gehad in haar prins, en dat eigenlijk zowiezo weinig interesse had gehad in hem, alleen in zijn goud, zijn lichaam en het feit dat hij “prins” was. In alle sprookjes zou hij nu trouwen met de jonkvrouw, en vele kindertjes krijgen en lang en gelukkkig leven, maar blijkbaar niet hier… Hij nam wat van het beetje vreemde papieren geld dat hij van het meisje gekregen had en kocht een klein brood en een grote salami-worst, en ging ontbijten op een bank. Zijn paard stond nog steeds in het parkje, en werd aangegaapt door een grote menigte mensen, waaronder een paar mannen in blauw die gewapend waren met wapens die hij niet kende. Met zijn hand aan zijn zwaard trad hij naderbij…

De 2 verkeersagenten wisten niet waar ze het hadden toen het met parkeerbiljet achtergelaten rijpaard opeens opgeeist werd door een vreemd uitgedoste  kerel met een zwaard die zichzelf prins noemde… Te zwaar onder de indruk om iets te zeggen lieten ze hem maar gaan, en ze wisten zelfs hoe ze zoiets moesten verbaliseren, dus ze schreven niets op, al was het wel een verhaal dat ze bleven vertellen aan hun kleinkinderen vele jaren later, als ze allang op pensioen waren na een lange carriere geknokt te hebben. 

De prins bleef de hele dag dwalen door de stad, als verdwaasd, alsof hij iets verloren was, alsof hij nu een tweedehands prins was, in een wereld die zowiezo om de 4 jaar een andere president koos en waar prinsen allang niet meer bestonden. Hij bekeek de gebouwen, mensen, de auto’s, de lichten, de honden, het vuil, en zijn reflectie in een groot etalageraam, en hij snapte er niets van. Als avondeten kocht hij frieten, en wist niet wat hij ervan moest denken, van dat soort onnatuurlijk voedsel. Maar het was wel gepast nu.

vijf minuten later ging hij terug op weg naar nergens, toen hij bleef stilstaan niet zo ver van het grote appartementsgebouw waar hij de vorige nacht had geslapen. Opeens besefte hij ten volle dat hij een anomalie was, en dat hij niet hoorde te bestaan in deze wereld. Dat hij echt niet kon bestaan. In dat besef verdween even plots als een tijdreiziger die per ongeluk zijn jongere ik vermoord heeft. Onder de magische lichten van de nooit donkere nachtelijke stad waren hoefafdrukken te zien die plots stopten, en die langzaam ondergesneeuwd werden.

Ettelijke uren later later kwam er een meisje voorbij, met teveel partydrugs en alcohol in haar lijf en een pakje condooms in haar zakken, vergezeld van een jongen die ze voor die dag nog nooit had gezien, een maagdelijk wit sneeuwtapijt doorbrekend…

1 reactie »

  1. […] gepubliceerd op Blog van Brambonius (10 nov 2007), een voorbeeld van een meer absurd kortverhaal. Ondanks de nummering in de titel zijn […]

    Pingback door Babylon I: de prins op het witte paard | Oranderra — februari 25, 2014 @ 5:38 pm


RSS feed for comments on this post. TrackBack URI

Plaats een reactie

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.